www.plankenloodsje.nl
Het
Plankenloodsje en omgeving in oorlogstijd.
Oorlogsherinneringen van Roelof Talen.
Roelof Talen net voor de oorlog
Verslag van mijn vader,
Roelof Talen, zoals hij de rampzalige razzia van 30 september 1944 meemaakte.
Wij woonden toen in het koetshuis op het landgoed "Den Doorn", wat
gelegen is in de buurt van Haerst, tussen Zwolle en Hasselt.
Woning fam. Talen; koetshuis Huize Den Doorn.
Razzia
"Het was 30 september 1944. Ik was opgehouden met werken voor de Grontmij
in de Staphorster Maten. Elke dag moest ik op antiplof banden dwars door Hasselt
fietsen en dan nog 10 kilometer verder naar de Staphorster Maten om daar dan
zwaar werk te doen. Je was al bekaf als je 's-morgens op het werk kwam, ik moest
eerst een poosje rust nemen om weer bij te komen voor ik aan de slag kon.
De wegen waren slecht en de banden op de fiets trapten loeizwaar. Bovendien
zaten in Hasselt nogal wat Duitsers van de organisatie Todt, die werkte voor de
Duitse Weermacht.
Zij hielden soms zo maar mensen aan, dan moest je voor hen gaan werken. Ze namen
je persoonsbewijs en werkvergunning af. Dan kon je nergens anders meer naar toe
en moest je voor hen gaan werken aan bunkers en loopgraven. Dus ging ik niet
meer door Hasselt, maar bleef thuis.
We dachten dat de oorlog snel afgelopen zou zijn, maar dat viel tegen. De bevrijding naderde maar langzaam. Maar doordat ik geen werk meer had, had ik ook geen inkomen meer. Dus ging ik bij sommige boeren rogge en haver maaien, die moest je dan ook binden en aan hokken zetten. Ook ging ik aardappels rooien voor de boeren. Tegenover het huisje van de Tensens lag ook nog een hoek aardappels van Winkelaar, die we goed kenden, dus daar rooide ik ook.
Op die dag kwam er een busje
langs met grote luidsprekers erop. Alle mannen tussen de 16 en 60 jaar moesten
zich onmiddellijk in Hasselt melden. Ik had het goed gehoord, dus stapte ik op
de fiets en reed naar huis.
Onderweg waarschuwde ik nog verschillende mensen die het bericht niet gehoord
hadden. Ze moesten dus rekenen op een razzia die middag. Thuis gekomen vertelde
ik mijn vrouw Geertje wat ik gehoord had. Ik besloot nog gauw even gras te gaan
plukken langs de dijk voor de konijnen. Op de fiets gestapt, onze hond Lex liep
met me mee.
Ik was nog maar net 25 meter
op de Doornweg toen ik iets zag blinken tussen de struiken door. Dat zijn de
Duitsers, dacht ik en draaide om. Achter me hoorde ik wel veel geschreeuw en
toen ik bij het hek de oprijlaan binnen reed, zag ik twee man met geschouderd
geweer op me richten. Daar was geen ontkomen meer aan. Het was Grune Polizei,
maar er waren ook Hollanders bij en ze begonnen tegen me te schreeuwen. Maar ik
deed of ik hen niet begreep. De commandant zei: "Mitkommen". Ik moest
persoonsbewijs, Ausweis en werkvergunning afgeven. Ze vroegen ook waarom ik
terug was gereden. Daar heb ik niets op geantwoord.
De grote groep reed weer door, ze reden heel hard. Maar één soldaat moest bij
mij blijven om me te bewaken. We moesten achter die "Groenen" aan. De
hond Lex liep me steeds voor de fiets, dus stelde ik die soldaat voor om de hond
even naar huis te brengen, maar dat mocht niet. Ik moest de hond maar naar huis
jagen en dat lukte ook na een paar keer. We reden richting Tensen. Toen we
dichterbij kwamen hoorden we al schieten.
Wat was het geval? Twee zoons van Tensen, Willem en Jaap, waren onderduikers, bovendien zaten ze ook in het verzet. Ze waren op dat ogenblik allebei thuis. Door een achterdeur glipten ze het huisje uit en renden in het naastgelegen weiland in de hoop dat ze niet direct gezien zouden worden. Maar een Joodse onderduiker die daar in een hol zat onder een grote heg, zag die jongens gaan en rende achter hen aan. Die Joodse onderduiker liep ook niet zo hard en ze hadden hem het eerst te pakken. Na een korte vuurstoot bleef hij staan. Ze gingen vervolgens met z'n allen op de twee vluchters schieten. Het waren er wel 20 à 25, ze verdeelden zich in twee groepen en reden om beurten terwijl de andere groep schoot. De jongens van Tensen raakten al gauw hun voorsprong kwijt omdat ze iedere keer plat moesten voor dat geweervuur. Die Groenen reden ieder zo'n zandweggetje langs.
Jaap en Willem kwamen nog door de Wetering, maar toen was het met vluchten
gebeurd. Ze moesten mee, ze hadden geen sokken meer aan, hun broeken waren aan
flarden door het vele prikkeldraad waar ze overheen hadden gemoeten. In die
tussentijd was ik met mijn begeleider ook bij het huisje van Tensen aangekomen.
Hoe ze die Jood toetakelden was verschrikkelijk. Ze sloegen hem met geweerkolven
voor zich uit. Ze raakte hem over zijn hele lichaam. Hij bloedde uit neus en
oren, het bloed droop hem in de ogen. Ze sloegen zeker met een man of zes. Ze
hadden hem voor de schuur staan en wilden van hem weten of er nog meer
onderduikers zaten. Ze haalden ook nog een Joodse vrouw uit een boerderijtje
daar in de buurt, maar die sloegen ze niet. Ze had blond haar en een heel goed
vals persoonsbewijs. Ze lieten haar nogal vrij snel weer vrij. Willem en Jaap
Tensen behandelden ze beter dan die Joodse man. Toen de eigenlijke commandant er
bij kwam zei hij maar een woord en het slaan was over. De jongens van Tensen
moesten op hun fiets mee naar Zwolle. De Jood moest ook mee, maar die moest
achter de fietsen aan rennen. De jongens hebben hem nog een eind achterop
genomen, toen was hij al meer dood dan levend.
Willem en Jaap werden vastgezet in hotel Tivoli bij het station in Zwolle.
Toen ik die avond thuis kwam zei ik tegen mijn vrouw:
"Die kerels van de Groene Polizei wil ik doodschieten als de oorlog
afgelopen is".
Roelof Talen en een aantal andere mannen die ook opgepakt waren, moesten zich de maandag daarop melden in Hasselt, om te helpen graven aan verdedigingswerken.
De gearresteerde 24 jarige Joodse man Hans Marius Koopal werd op 3 oktober 1944, samen met nog vijf andere personen, doodgeschoten in "Het Engelse Werk". Hij was afkomstig uit Amsterdam.
Monument Engelse Werk, met o.a. Hans Marius Koopal.
De broers Willem Jan Tensen en Jacob (Jaap) Tensen werden op 13 oktober 1944
gefusilleerd, samen met nog vijf andere burgers.
Willem Jan Tensen
Jaap Tensen
De gebroeders Tensen
behoorden tot de LO Zwollerkerspel.
Aan W.J.Tensen werd na de oorlog, in 1946, postuum het Eisenhower certificaat
toegekend i.v.m. hulp aan geallieerde vliegtuigbemanningsleden. Aan beiden is in
de tachtiger jaren postuum het Verzets Herdenkings Kruis verleend.[1]
Gedenksteen
Een gedenkteken waarop de namen staan van de gebroeders Tensen en de andere vijf
gefusilleerden, staat aan de Haersterveerweg bij Zwolle. Het werd er vier jaar
na de oorlog geplaatst.
Als plaats van fusilleren staat vermeld: Schietbaan Schrevenweg. Door de aanleg
van de A28 is de situatie van het monument veranderd. De schietbaan bestaat niet
meer en de Schrevenweg van vroeger heet nu Haersterveerweg.
Het gedenkteken bevindt zich aan de noordzijde van de ongelijkvloerse kruising
van de A28 met de Haersterveerweg.[2]
Monument Haersterveerweg, met o.a. de gebroeders Tensen.
[2] Brief van H.Witteveen/Dronten aan H.Talen, 27-09-03.
"Met verbijsterende koelbloedigheid namen de Duitsers hun wrede maatregelen", schreef de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant na de oorlog.
Vergelding voor aanslag
op spoorlijn
De Zwolse Courant van woensdag 13 oktober 2004 schreef: "Eigenlijk was het
een aanslag van niets. Er werden geen Duitse generaals gedood, er werd geen
wapentransport vernietigd. De spoorlijn tussen Zwolle en Meppel werd vernield,
dat wel, maar een dagje vlijtig doorwerken - wat de Duitsers wel was
toevertrouwd - en het treinverkeer kon hervat worden. Toch moest er een daad
gesteld worden, vond Brigadeführer Schöngart. Er moest bloed vloeien.
Schöngart gaf dat besluit door aan zijn ondergeschikte Deppner, leider van
afdeling 4 van de Sicherheits Polizei, die op zijn beurt commandant Lütkenhus
van het Einsatz Kommando inschakelde. Lütkenhus nam geen halve maatregelen. Hij
liet op 13 oktober zeven mannen uit Zwolle en Zwollerkerspel oppakken, drie uit
de gevangenis en vier uit de Nieuwe Buitensociëteit.
Ze werden naar de schietbaan aan de Grevenweg gebracht en stierven daar voor het
vuurpeloton. Mariniers van het Auffanglager namen de klus op zich, onder
toezicht van de SD'ers Mose, Sickmann, Tegen, en Mönnich.
Zeven Zwolse jongens als represaille voor het vernielen van een spoorlijn; zo
zou het verzet het wel afleren om de Duitsers in de wielen te rijden.
J.J.M. Overbeek was
gearresteerd omdat hij betrapt was op het bezit van een radio.
J.W. Tensen en J. Tensen hadden een jood een schuilplaats geboden.
E. Lindeboom, A. Krale, L. Karssen en A. Haan hadden zich verstopt voor de
Arbeitseinzatz.
De jongste van de slachtoffers was Anne Haan: hij was 17 jaar toen een Duitse
kogel een einde aan zijn leven maakte.
Voor het gerecht
Na de oorlog verdedigde Lütkenhus de terechtstelling van de zeven Zwollenaren.
Generaal Rauter had een burgerlijke uitzonderingstoestand uitgevaardigd,
waardoor het mogelijk was burgers neer te schieten als dat noodzakelijk was.
Toen hem tijdens zijn verhoor werd gevraagd wat die noodzaak in dit geval was,
zei Lütkenhus dat de zeven mannen naar het front wilden vluchten om tegen de
Duitsers te vechten.
Brigadeführer Schöngart werd opgehangen, maar Lütkenhus kwam weg met enkele
jaren gevangenisstraf."[3]
Samenstelling: Henk Talen - Uden.
Voor meer oorlogsverhalen uit de buurt zie ook www.genne.nl. o.a. over het onderduikschip, waar ook de Tensens bij betrokken waren.
AANVULLING 18-04-09:
Net voordat de broers Tensen
waren opgepakt, zijn er in de buurt van de Lichtmis een aantal mensen opgepakt,
omdat de spoorlijn gesaboteerd was.
Deze zaten gevangen in de marechaussee kazerne bij de Lichtmis. Als de dader zich niet voor een bepaalde datum
zou melden, zouden deze mensen worden geëxecuteerd.
Op een morgen werden deze mensen inderdaad op een vrachtwagen gezet om
geëxecuteerd te worden. Op dat moment kwam een motorordonnans vertellen dat de
juiste daders (bedoeld werden o.a. de broers Tensen) gepakt waren.
De mensen op de vrachtwagen werden daarop vrijgelaten.
Bron: Willem Stolte, IJhorst, 17-04-09