www.plankenloodsje.nl

Het Verhaal van het Lichtmiskanaal

Diverse belevenissen rondom het Lichtmiskanaal opgeschreven door Willem Stolte. De verhalen spelen zich af zo tussen 1930 en 1960.

Het Lichmiskanaal was de verbinding tussen de Dedemsvaart en de Vecht. In het kanaal bevonden zich 4 bruggen: bij de Lichtmis een ijzeren draaibrug, de Ruitenveenbrug, bij de Meeleweg de Hooibrug, bij de Steenwetering een ophaalbrug en bij het Plankenloodsje een ophaalbrug. De laatste brug is voor 1940 vervangen door een dam, waarschijnlijk om in de winter het hoge water in de Vecht tegen te houden. Met de aanleg van die dam was het tevens afgelopen met de doorgaande scheepvaart. Toch lagen er nog lange tijd schepen in het stuk kanaal tussen de Vecht en 't Plankenloodsje. De kinderen gingen daar dan ook naar school. Dit gedeelte kanaal groeide snel dicht en er ontstond een rijke flora en fauna. Tussen de Lichtmis en de school voeren nog wel schepen vanaf de Dedemsvaart. Ze vervoerden o.a. turf wat dan aan de bewoners in de omgeving verkocht werd. Sommigen hadden een vaste ligplaats aan de Steenweteringsbrug.

Turfschip "Avontuur" bij de kalkovens in Dedemsvaart.

Bekende turfschippers uit die tijd waren o.a. Van Haarst, Krul en Ubels. Van Haarst was zo ongeveer onze vaste turfleverancier. Later bleef van Haarst in de Dedemsvaart liggen en haalde mijn vader en ook de buren hun turf met paard en wagen op van de Lichtmis.

Turfschip lossen in Den Hulst.

Onze boerderij (hoek Hermelenweg/Vriezendijk) is zo rond 1930 gebouwd. Eerst moest het veen afgegraven worden. Dit gebeurde met schop en een houten kruiwagen, lomp zwaar dus. Vader Stolte zal het er zwaar mee gehad hebben. Het zand dat er weer in moest werd per schip aangevoerd en uiteraard ook met de kruiwagen gelost. Bij de andere boerderijen zal dat ook wel op deze manier gebeurd zijn. Wim Logtenberg herinnert zich nog dat een schip met mest afkomstig vanuit Hasselt bij hun boerderij aanmeerde. Ook dat moest met de kruiwagen gelost worden.

Als het 's winters vroor was het kanaal één lange ijsbaan. We gingen dan op de schaats naar school en schaatsten 's avonds door tot het donker werd. In de zomer was het zwemmen geblazen. Het was goed zwemwater, van vervuiling had nog nooit iemand gehoord. Het was bekend dat buurman Rook zijn zoons leerde zwemmen door ze van de brug te laten springen met een touw om hun middel en zo trok hij ze dan naar huis. Dat was spartelen en zwemmen, maar zwemmen hebben ze geleerd!!

Visserslatijn:

Het water in het kanaal was zeer visrijk. Ene De Leeuw van de Dalfserweg had er netten staan. Met een roeibootje ging hij dan de netten bij langs. Hij haalde er veel witvis en paling uit. In de winter hakte Meine van Oosten nog wel eens een bijt (biete) in het ijs. Daar deed hij dan stro in en zo haalde hij een maaltje vis binnen. Veel hengelaars zochten hun geluk aan de waterkant. Wij als jongens ook met een bonestok met daaraan een snoer en een stukje lood. De dobber maakten we zelf van een kurk. Ook toen moest je al een visakte hebben, zeker na de oorlog.

Zo herinner ik me nog een voorvalletje: Ik kwam eens op de fiets vanuit Zwolle, toen Harm van der Kamp voor zijn boerderij aan het kanaal zat te vissen. Ik stap even af om een praatje te maken. Toen zeg ik: "Heb ie wel een visakte, gunder kump veldwachter Manuel an". E'k nie neudig, zei Harm, Manuel kreg wel zo vake koffie bi'j oons, die dut mie niks". Manuel stopte en praatte wat met ons. Toen zegt hij plotseling: "Heb ie ok een akte? "Neuh, zegt Harm, 't giet zo we"."Dan goa ik oe bekeur'n" zei Manuel. Het eind was wel: Harm kreeg een bon. Manuel weer weg. Harm zegt: "Die kreg bie oons nooit gien koffie weer" In de oorlog gooiden de Duitsers wel eens een handgranaat in het water. De vis kwam dan zo boven drijven.

Het kanaal in de oorlog:

Op 10 mei 1940 vloog de Steenweteringsbrug en ook de andere bruggen over het kanaal de lucht in. De Duitsers kwamen er aan en ze moesten zoveel mogelijk worden vertraagd. Van de boerderijen en de woningen in de omgeving lagen alle ruiten er uit. Later legden de Duitsers op verschillende plaatsen in het kanaal een soort pier aan. Daar maakten ze dan een afdak van camouflagenetten boven. Als er vliegtuigen kwamen om hen aan te vallen, gingen ze met hun auto's onder staan, zodat ze onzichtbaar waren. Na Dolle Dindag (5 september 1944) gooiden de Duitsers alles in het kanaal wat ze maar kwijt wilden. Na de oorlog is hier nog even naar gedregd, maar daar is men weer mee gestopt omdat men bang was voor op scherp staand oorlogstuig. In de modder laten zitten was veiliger.

Het geld lag in het Lichmiskanaal:

In het kanaal groeiden veel riet en biezen. Dat was een geliefd produkt voor stoelenmatters. Ook groeide er de Kalmoeswortel. Die werd getrokken door kalmoestrekkers. Boten vol lagen er aan de kant. Die Kalmoeswortel werd gebruikt door de geneesmiddelenindustrie. 

Ook schooljongens, zoals Hendrik Reuvekamp, Berend Meesters en broer Roelof Stolte hielden er een leuke zakcent aan over. Wij als schooljongens maakten er ook wel proppen van voor de proppenschieter. Aanstampen en drukken en er kwam zo'n droge knal. Ik zou het nog zo weer kunnen. Het riet was erg geschikt voor pijl en boog. Als je een pijl kwijt was, geen nood, voorraad genoeg in het kanaal. Zo was het kanaal één grote speelgoedwinkel. Moest je naar de overkant? Gewoon even een vlot maken met een paar olievaten. 

Roelof Stolte haalde zelfs fietsonderdelen uit het kanaal die er door fietsenmaker Sander Padberg in waren gegooid als zijnde onbruikbaar. Daar maakte hij dan voor zichzelf weer een fiets van. Sander vond dat niet leuk en gooide ze steeds verder het kanaal in. Geen probleem voor Roelof, met een hark aan een lange stok haalde hij ze wel naar de kant. (met dank aan Roelof Stolte)

Misschien heeft iemand nog aanvullingen of meer te vertellen? We houden ons aanbevolen: plankenloodsje@outlook.com